Een hefboom in actie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hef·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hefboom hefbomen
verkleinwoord hefboompje hefboompjes

Zelfstandig naamwoord

de hefboomm

  1. (natuurkunde) staaf of boom die op een draaipunt rust en waarvan de lange arm bewogen wordt om een zwaar voorwerp op de korte arm in beweging te zetten
    • Archimedes hield zich al met het beginsel van de hefboom bezig. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen