• hav·ne·ar·bei·der
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   havnearbeider     havnearbeideren     havnearbeidere     havnearbeiderne  
genitief   havnearbeiders     havnearbeiderens     havnearbeideres     havnearbeidernes  

havnearbeider, m

  1. (beroep), (scheepvaart) havenarbeider, havenwerker, dokwerker
    «Tilsammen 800 kg ammunisjon eksploderte, og drepte umiddelbart 22 havnearbeidere
    Een totaal van 800 kg munitie ontplofte, en doodde meteen 22 havenarbeiders.