hartoor
  • hart·oor
enkelvoud meervoud
naamwoord hartoor hartoren
verkleinwoord

het hartooro

  1. (anatomie) uitstulping van de hartboezem
     In een uitstulping van de boezems, het zogeheten hartoor, kunnen dan stolsels ontstaan. Een bloedpropje vanuit de linkerharthelft kan bijvoorbeeld in de kleine vaten van de hersenen terechtkomen en daar een infarct veroorzaken.[2]
     Cardiologen van het Sint Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein gaan vandaag voor het eerst een hartoor afsluiten.[3]
     Brysbaert en Keuleers hebben wel meer zotte discussies over woorden die niet lijken wat ze zijn, zoals ringstaart, stoppenkast en hartoor.[4]
14 % van de Nederlanders;
19 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Anca Boon
    “Onrust bij trombosedienst door nieuwe antistollingsmiddelen” (06-06-2012), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Eerste hartoor-operatie in Nederland” (03-02-2010), NOS
  4.   Weblink bron
    BARBARA DEBUSSCHERE
    “Onderzoek naar woordkennis van het Nederlands doorbreekt clichés” (15 december 2013), De Morgen
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be