• han·di·ca·pé
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   handicapé handicapés
  vrouwelijk   handicapée handicapées

handicapé

  1. gehandicapt, invalide
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   handicapé     le handicapé     handicapés     les handicapés  
vrouwelijk   handicapée     la handicapée     handicapées     les handicapées  

handicapé m

  1. gehandicapte, invalide

handicapé

  1. voltooid deelwoord (participe passé) van handicaper
  • Hoewel het woord handicapé in principe met h aspiré wordt uitgesproken (dus zonder verbinding tussen woorden of elisie), spreken vele Fransen het uit als /ˌɑ̃dikaˈpe/, dus met h muet.