handeloos
- han·de·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | handeloos | handelozer | handeloost |
verbogen | handeloze | handelozere | handelooste |
partitief | handeloos | handelozers | - |
handeloos
- geen handen hebbend
- Had mij handeloos uit de baarmoeder gehaald: het was beter geweest! [2]
- (figuurlijk) niet in staat iets op een goede manier te doen
- En dan het ‘nergens aan mogen komen,’ alsof men geheel handeloos en met een instinct om alles nu ook maar stuk te gooien en te breken in de wereld was gekomen! [3]
- handenloos (verouderd)
- Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in regel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[4] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm.[5]
- Het woord 'handeloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "handeloos" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Telgenhof, A."Opus Relinque" in: De Filosoof nr. 64 (augustus 2015) Faculteitsvereniging Utrechtse Filosofiestudenten, Utrecht; p. 20; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Beets, N."Kinderrampen." in: Camera Obscura 7de druk (1871) Erven F. Bohn, Haarlem; p. 11; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Zorgenloos / zorgeloos op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Geerts, G."Waarom (niet) n'loos?" in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. jrg. 116 nr. 3 (2006) Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent; p. 362 e.v.; geraadpleegd 2016-04-09
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be