handbalvereniging

  • hand·bal·ver·eni·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord handbalvereniging handbalverenigingen
verkleinwoord

de handbalverenigingv

  1. (sport) vereniging van handbalspelers
     Bij het clubhuis in Sportpark de Marslanden in Zwolle hangt de geel-witte verenigingsvlag halfstok. Het is vakantie, nogal wat mensen zijn de stad uit. Maar toch kwamen veel leden van handbalvereniging SV Zwolle vandaag naar de kantine.[1]
     Handbalvereniging Aalsmeer en trainer Björn Budding gaan na het seizoen uit elkaar. De coach van de herenploeg heeft aangegeven dat hij te weinig tijd heeft om de landskampioen te trainen.[2]


  1.   Weblink bron “"Het voelt zo onwerkelijk"” (Maandag 21 juli 2014, 22:13), NOS
  2.   Weblink bron “Trainer Budding verlaat Aalsmeer” (Donderdag 8 april 2010, 11:01), NOS