Nederlands

 
1. Deze vrouw heeft een halsader die door aandoening heel zichtbaar is.
Uitspraak
Woordafbreking
  • hals·ader
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halsader halsaderen
halsaders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

halsader v/m [1]

  1. (anatomie) ader die zuurstofarm bloed van het hoofd naar het hart leidt
    • Het mag een wonder heten dat 21-jarige Tom Connelly nog leeft. De Britse boomchirurg uit Clophill onthoofdde zichzelf namelijk bijna door een ongelukje met een kettingzaag. De zaag doorkliefde zijn nek voor een derde en ook de halsader werd geraakt. [2] 
    • De toreador uit een dorpje bij het Zuid-Spaanse Jaén werd in een Madrileens ziekenhuis geopereerd aan een reeks verwondingen. Een van de stierenhoorns veroorzaakte een 15 centimeter diepe wond in de halsader tot aan de oorspeekselklier en een wond van zo'n tien centimeter van de kin tot aan de tongbasis. [3] 
    • Uit onderzoek blijkt dat De J. zoektermen op zijn iPad heeft ingetikt die allemaal te maken hadden met het ombrengen van een persoon. Zo zocht hij onder meer naar termen als 'messteken in rug', 'halsader plek', 'verwurging hoe lang'. Dat hij de termen ingetikt zou hebben na het kijken van tv-series, vindt de rechter ongeloofwaardig. [4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen