grosse
- gros·se
- In de betekenis van ‘grootschrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1668.[1]
- Leenwoord uit Frans grosse ‘grootschrift, afschrift van notariële akte’.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grosse | grossen |
verkleinwoord | - | - |
de grosse v
- (juridisch) in executoriale vorm uitgegeven afschrift van een vonnis, notariële akte of ander ambtelijk stuk
- Van de Middelnederlandse oorkonde werd door een ingrossator een Latijnse grosse uitgeschreven.
1. authentieke uitgifte met uitvoerbare titel
- Het woord grosse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grosse" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "grosse" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ grosse op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
grosse
- vrouwelijk enkelvoud van gros
grosse v
- (spreektaal) meisje, vrouw [1]
- (spreektaal) (vaste) vriendin
- «Quand j’suis malade, c’est ma grosse qui s’occupe de moi.»
- Als ik ziek ben zorgt mijn vriendin voor me. [1]
- «Quand j’suis malade, c’est ma grosse qui s’occupe de moi.»