graatspar
- graat·spar
- samenstelling van graat zn en spar [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | graatspar | graatsparren |
verkleinwoord | graatsparretje | graatsparretjes |
de graatspar m
- (bouwkunde) deel van een schilddak; de uitstekende snijlijn van twee aangrenzende dakschilden
- Het woord 'graatspar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.