goedgevuld
- Geluid: goedgevuld (hulp, bestand)
- goed·ge·vuld
- samenstelling van goed bw en gevuld bn
stellend | |
---|---|
onverbogen | goedgevuld |
verbogen | goedgevulde |
partitief | goedgevulds |
goedgevuld [1]
- met genoeg dingen
- ▸ De barones duwt een goedgevulde kar de serre in.[2]
- ▸ Zoon Jelle deed daar twee decennia later een goedgevuld schepje bovenop. Hij schreef tussen 1987 en 1991 zes etappes op zijn naam. 'Snelle Jelle' sloeg doorgaans in de slotfase toe met een versnelling waarop de concurrentie het antwoord schuldig moest blijven.[3]
- met veel mensen
- ▸ Na een flinke serie oefenwedstrijden staat de ploeg op zondag 16 juli in een goedgevuld Galgenwaard in Utrecht aan de aftrap voor de eerste groepswedstrijd, waarin Noorwegen, de verliezend finalist van 2013, de tegenstander is.[4]
- dik, volslank
- [1] [2] vol
- Het woord goedgevuld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
- ↑ Weblink bron “Studio Sport Archief: Hollands glorie in de Tour op het vlakke” (12-07-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “Vanmiddag terug naar de feestzomer van 2017 met de Oranje-voetbalsters” (15-05-2020), NOS