• glad·ge·scho·ren
stellend
onverbogen gladgeschoren
verbogen
partitief gladgeschorens

gladgeschoren

  1. (over het gelaat van een man) waarvan alle haren zijn verwijderd met een scheerapparaat
     Met deze woorden, begeleid door steeds dezelfde uitdrukking op zijn gladgeschoren, ronde, vrolijke gezicht, door steeds dezelfde stevige handdruk en de herhaalde kleine buiginkjes, richtte hij zich zonder uitzondering en zonder onderscheid tot iedereen.[1]
     Asbestverwijderaars in opleiding moeten een gladgeschoren gezicht hebben, vanwege het veiligheidsmasker dat ze moeten dragen. De man, een moslim, weigerde dat. De gemeente Amersfoort, waar hij woont, verlaagde daarop zijn bijstandsuitkering.[2]
  2. (over een deel van de huid} waarvan alle haren zijn verwijderd met een scheerapparaat
  3. {over een heg) heel zorgvuldig en strak gesnoeid
vervoeging van: gladscheren…
verbogen vorm: gladgeschorene

gladgeschoren

  1. voltooid deelwoord van gladscheren
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2.   Weblink bron “Man die weigert baard af te scheren krijgt terecht een lagere uitkering” (26-02-2019), NOS