• giet·hars
enkelvoud meervoud
naamwoord giethars gietharsen
verkleinwoord

giethars m/o

  1. (materiaalkunde) elektrisch isolerende kunststof die vloeibaar is bij het verwerken en later uithardt
    • Hij is maar wat trots op zijn bierdopjestafel. Al heeft hij er ondertussen flink wat centen in zitten. "Het tafeltje zelf kostte 20 à 30 euro, de giethars en kit samen circa 100 euro. En dan komen die 540 dopjes er nog bij, afkomstig uit 22 kratten Grolsch. Totaal ben ik hier nu wel 350 à 400 euro aan kwijt." Al ziet hij het zelf anders: "Deze tafel is nu onbetaalbaar." [1] 
    • De beeldenexpositie bevat sculpturen gemaakt van verschillende materialen. Zowel in als buiten de galerie zijn werken van bijvoorbeeld brons, giethars, gietsteen, gips en diverse steensoorten. [2] 
80 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]