Nederlands

0:35 kunsthars
Uitspraak
Woordafbreking
  • kunst·hars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kunsthars kunstharsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kunsthars m [1]

  1. (materiaalkunde) kunstmatig materiaal waarvan men voorwerpen kan persen
    • Het riool, met 75 jaar één van de oudste van Eibergen, is jaren geleden al eens van ‘binnenuit’ opgeknapt. Toen werden een nieuwe buis van kunsthars ingebracht. Dat heeft onvoldoende geholpen. Daarom kiezen B en W er nu voor om het riool niet opnieuw te repareren, maar een nieuwe te leggen tussen het begin van de Fabrieksstraat en Op de Bleek. Dat kost de gemeente 50 mille. Dat is ‘maar’ tien meer dan reparatie zou kosten, die waarschijnlijk tien jaar later herhaald zou moeten worden.[2] 
    • De Duitse guerrillakunstenaars Jan Nikolai Nelles en Nora Al-Badri hackten het ranke Berlijnse icoon door oktober vorig jaar stiekem urenlang met draagbare scanners rond de vitrine te draaien en het beeld op te meten. Met die dataset printten ze een tot de micron nauwkeurige 3D-replica van kunsthars.[3]  
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 04-06-2010
  3. Volkskrant Ben van Raaij 27 februari 2016,