gezien
- Geluid: gezien (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈzin / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /χəˈzin/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈzin/
- ge·zien
- vervoeging van zien: de stam met omvoegsel ge- -en
- als voorzetsel voor het eerst aangetroffen in 1921 [1]
vervoeging van: | zien… |
verbogen vorm: | geziene |
gezien
- voltooid deelwoord van zien
- ▸ Waarom had ik geen donder gehoord of bliksem gezien tijdens mijn tocht omhoog?[2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gezien | geziener | gezienst |
verbogen | geziene | gezienere | gezienste |
partitief | geziens | gezieners | - |
- geacht, in aanzien
- Mij niet gezien.
Dat ga ik niet doen, daar ga ik niet aan beginnen, dat is niets voor mij
gezien [5]
- met het oog op, rekening houdend met
- naar aanleiding van
- Het woord gezien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "gezien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gezien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be