• ge·welf
enkelvoud meervoud
naamwoord gewelf gewelven
verkleinwoord gewelfje gewelfjes

het gewelfo

  1. (bouwkunde) een holgebogen stenen zoldering waarbij de druk aan beide zijden afgevoerd wordt
    • Vooral in kerken zijn veel gewelven te vinden. 
  2. een ruimte die door een holgebogen zoldering overdekt is
    • Die oude ruimte is tevens een gewelf. 
90 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]