gevat
- ge·vat
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘geestig’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
- vervoeging van vatten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gevat | gevatter | gevatst |
verbogen | gevatte | gevattere | gevatste |
partitief | gevats | gevatters | - |
gevat
vervoeging van: | vatten… |
verbogen vorm: | gevatte |
gevat
- voltooid deelwoord van vatten
- Het woord gevat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gevat" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "gevat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gevat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be