gevatter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·vat·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gevatter | gevatters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) man die het kind de plaats van de besnijdenis binnendraagt
Bijvoeglijk naamwoord
gevatter
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van gevat
Gangbaarheid
- Het woord gevatter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.