• ge·staag
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gestaag gestager gestaagst
verbogen gestage gestagere gestaagste
partitief gestaags gestagers -

gestaag

  1. geleidelijk maar persistent
    • De gestage toename ervan verzekert dat het einddoel eensdaags bereikt gaat worden. 
     Langzamerhand kwam ik in een gestage cadans en ik begon me steeds meer op mijn gemak te voelen in deze omgeving.[3]
  • De gestage drup holt de steen (uit)
door het vol te houden wordt uiteindelijk wel het doel bereikt

gestaag

  1. op gestage wijze
    • WikiWoordenboek vordert gestaag. 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]