gesjochten
- Geluid: gesjochten (hulp, bestand)
- IPA: /ɣəˈʃɔxtə(n)/
- ge·sjoch·ten
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘arm’ voor het eerst aangetroffen in 1860 [1]
- van Jiddisch געשאָכטן (gesjochten), onreɡelmatiɡ (sterk) ɡevormd voltooid deelwoord van שעכטן (sjechten) "slachten", dus letterlijk "geslacht"[2][3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gesjochten | gesjochtener | gesjochtenst |
verbogen | - | - | gesjochtenste |
gesjochten
- (Jiddisch-Hebreeuws) arm
- (Jiddisch-Hebreeuws) slechter af, in de aap gelogeerd
- Het woord gesjochten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gesjochten" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "gesjochten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ gesjochten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be