• ge·ke·perd
vervoeging van: keperen…
verbogen vorm: gekeperde

gekeperd

  1. voltooid deelwoord van keperen (weven zodat een schuin patroon ontstaat)
    • Cultuurgeschiedenis wordt geweven uit vele licht samenvloeiende draden, die geruisloos gekeperd moeten worden. [3]
stellend
onverbogen gekeperd
verbogen gekeperde
partitief gekeperds

gekeperd

  1. met een keper geweven, zodanig dat de draden van de inslag zich niet rechthoekig, maar schuins vertonen
    • Ik heb een aantal gekeperde stoffen. 
  2. (heraldiek) over de volle breedte en hoogte bedekt met een aangegeven aantal stroken in de vorm van een omgekeerde V
    • Golvend gekeperd van acht stukken, zilver en azuur; een hartschild van keel met een beurtelings gekanteelde dwarsbalk van zilver en een versmalde zoom van goud. [4]
49 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[5]