gekarteld mes
  • ge·kar·teld
vervoeging van: kartelen…
verbogen vorm: gekartelde

gekarteld

  1. voltooid deelwoord van kartelen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gekarteld gekartelder gekarteldst
verbogen gekartelde gekarteldere gekarteldste
partitief gekartelds gekartelders -

gekarteld [1]

  1. van randen of kanten dat er inkepingen in zitten
    • Pak de kip in in het zoutdeeg. Zorg daarbij dat het deeg de kip hermetisch afsluit; de uiteinden plak je aan elkaar met wat water. Leg de kip in een ovenschaal en laat haar anderhalf uur in de oven. Laat haar buiten de oven een kwartier rusten om het vlees te laten ontspannen. Leg de kipmummie op een snijplank en zet hem zo op tafel. De keiharde zoutkorst ga je te lijf met een groot, gekarteld mes of desnoods met een hamer en bijtel.[2] 
  2. (plantkunde) bladrand met stompe rondachtige tanden
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Janneke Vreugdenhil 13 juli 2007
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be