geestdrijver
- geest·drij·ver
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geestdrijver | geestdrijvers |
verkleinwoord |
de geestdrijver m
- iemand die zegt direct door de geest Gods gedreven te zijn
- ▸ Dit was de Barrière: een over de volle breedte van de Oostenrijkse Nederlanden uitgestrekte linie van fortificaties die de eeuwig dreigende Franse expansie naar het noorden beteugelen moest zoals zij dat reeds tijdens de Spaanse successieoorlogen had gedaan, gemeenschappelijk onderhouden en bezet door het anti-Franse verbond van Oostenrijk, houder van de grond, Engeland als geestdrijver en bovenal de Republiek der Verenigde Nederlanden, de enige van de drie die door de gevreesde expansie ook onmiddellijk in haar soevereiniteit werd bedreigd en derhalve het meest nauwgezet haar quote in de bezetting waarnam, het onderhoud van de werken verzorgde — maar hoe smakelijk ontledigd zonder bot of graat had de Franse krijgslist haar nu niet toebereid?[2]
- ▸ Hetzelfde geldt van alle geestdrijvers die preken, Bijbellezen, doop en avondmaal minachten en alleen wonderlijke dingen te zeggen hebben over de inblazingen van de Geest.[3]
- Het woord geestdrijver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Gewassen vlees” (2014), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021436173
- ↑ Weblink bron Anastasius Veluanus“Scheurmakers” (3 maart 2017), Reformatorisch Dagblad