geelbuikje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: geelbuikje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣelbœykjə / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- geel·buik·je
Woordherkomst en -opbouw
- [1] afgeleid van geelbuik zn met het achtervoegsel -je
- [2] samenstelling van geel bn en buikje zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geelbuikje | geelbuikjes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het geelbuikje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord geelbuik
- dim. tant. (zangvogels) bepaald soort vogel, Hippolais icterina
Synoniemen
- [2] spotvogel
Zelfstandig naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord 'geelbuikje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.