Nederlands

 
gebitsbeschermer
Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bits·be·scher·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebitsbeschermer gebitsbeschermers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gebitsbeschermerm

  1. (sport) beschermende constructie die men over de tanden en kiezen kan zetten bij bepaalde sporten zoals bijvoorbeeld (ijs)hockey
     Na zijn veelbesproken blessure heeft hockey-international Seve van Ass weer zijn eerste wedstrijd gespeeld. Hij deed dat op het trainingskamp van het Nederlands elftal in Allicante. Oranje won daar de vriendschappelijke interland tegen Spanje met 2-1 door doelpunten van Jeroen Hertzberger en Sander de Wijn. Van Ass speelde voor het eerst met een gebitsbeschermer.[1]
     De Nederlandse hockeybond ziet geen aanleiding om haar leden te verplichten een zogenaamd hockeybitje te dragen. De discussie over de gebitsbeschermer is opgelaaid na het incident in de competitiewedstrijd Rottterdam-Amsterdam van zondagmiddag. Seve van Ass kreeg in dat duel keihard de stick van tegenstander Valentin Verga in het gezicht. Hij brak daarbij zijn kaak en verloor zeven tanden...[2]


Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Rentree Van Ass mét bitje” (Zaterdag 21 december 2013, 15:51), NOS
  2.   Weblink bron “Bond kan bitjes niet verplichten” (Maandag 11 november 2013, 22:57), NOS