Nederlands

 
1. Een gebaksvorkje.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·baks·vork·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebaksvorkje gebaksvorkjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gebaksvorkjeo

  1. (huishouden) eetgerei bestemd voor het eten van een punt taart of andere zoete gebakken lekkernij
    Het gaat om een kleine vork met drie tanden, waarbij vaak een van de buitenste tanden wat is verbreed, zodat die gemakkelijker kan worden gebruikt om een klein stukje gebak af te snijden.
     Marketingmanager Jordan Soeteman van bestekproducent Amefa zet voor vader en zoon Blok de verschillende soorten vorken uiteen:
    (…) De drietandsvork; meestal een gebaksvorkje. Soeteman verklaart eenvoudigweg: „Zo’n klein gebaksvorkje met vier tanden is uit verhouding.” (…)
    [1]
     De oudste broer maakte een lijst met alle spullen, tot de gebaksvorkjes aan toe.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Anne Dohmen
    “Waarom heeft een vork vier tanden?” (7 november 2011) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron “Verdeeld tot de gebaksvorkjes aan toe” (14 juli 2007) op nrc.nl