Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·baks·vork·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de gebaksvorkjesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gebaksvorkje
     De oudste broer maakte een lijst met alle spullen, tot de gebaksvorkjes aan toe.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Verdeeld tot de gebaksvorkjes aan toe” (14 juli 2007) op nrc.nl