gasthuis
- gast·huis
- samenstelling van gast en huis [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gasthuis | gasthuizen |
verkleinwoord | gasthuisje | gasthuisjes |
het gasthuis o
1. zie: ziekenhuis
- Het woord gasthuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gasthuis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ gasthuis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be