• la·za·ret
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘(veld)hospitaal’ voor het eerst aangetroffen in 1656 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lazaret lazaretten
verkleinwoord lazaretje lazaretjes

het lazareto [3]

  1. (medisch), (militair) een grote mobiele medische (militaire) installatie die tijdelijk de taken van een ziekenhuis kan overnemen
55 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[4]


  • la·za·ret
  • Afkomstig van het Italiaanse zelfstandige naamwoord lazzaretto, dat weer van de bijbelse naam Lazarus komt
Naar frequentie 104528
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lazaret     lazarettet     lazaretter     lazaretterne  
genitief   lazarets     lazarettets     lazaretters     lazaretternes  

lazaret, o

  1. (medisch), (militair) lazaret, veldhospitaal