ganzenvoetje
- (IPA in voorbereiding)
- gan·zen·voet·je
- samenstelling van gans en voetje zn met het invoegsel -en-
het ganzenvoetje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ganzenvoet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ||
verkleinwoord | ganzenvoetje | ganzenvoetjes |
het ganzenvoetje o dim. tant.
- (stekelhuidigen) Anseropoda placenta een zeester uit de familie Asterinidae . De wetenschappelijke naam van de soort werd, als Asterias placenta, in 1777 gepubliceerd door de Welshe natuuronderzoeker Thomas Pennant
- Het woord ganzenvoetje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.