• voet·je

het voetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord voet
  • Een wit voetje bij iemand hebben
alles bij iemand gedaan kunnen krijgen bij iemand
  • voetje voor voetje
langzaam en zeer voorzichtig
•  Langs een smal paadje moesten we voetje voor voetje proberen de 20 meter te overbruggen. [1] 
•  Voetje voor voetje dalen de lakeien de bordestrap af. Stukje voor stukje schuiven ze de kist in de lijkkoets. Op de trap kijken de kleinzonen Willem-Alexander, Carlos, Maurits en Bernardo toe. Daarna stappen zij in de volgkoets. [2] 
  1. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  2. Reformatorisch Dagblad Evert van Dijkhuizen 30-03-2004 „Wat hier gebeurt, is geweldig”