ganzenbord
- Geluid: ganzenbord (hulp, bestand)
- gan·zen·bord
- In de betekenis van ‘bordspel’ voor het eerst aangetroffen in 1621 [1]
- samenstelling van gans zn en bord zn met het invoegsel -en- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ganzenbord | ganzenborden |
verkleinwoord |
het ganzenbord o
- (spel) een bepaald gezelschapsspel, gespeeld met dobbelstenen en pionnen
vervoeging van |
---|
ganzenborden |
ganzenbord
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ganzenborden
- Ik ganzenbord.
- gebiedende wijs van ganzenborden
- Ganzenbord!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ganzenborden
- Ganzenbord je?
- Het woord ganzenbord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ganzenbord" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ganzenbord" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ganzenbord op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be