galm
- galm
- In de betekenis van ‘zwaar geluid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galm | galmen |
verkleinwoord | galmpje | galmpjes |
de galm m
- een langdurige naklank
- De galm in deze langgerekte oude kerk is erg lang.
1. een langdurige naklank
vervoeging van |
---|
galmen |
galm
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van galmen
- Ik galm.
- gebiedende wijs van galmen
- Galm!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van galmen
- Galm je?
- Het woord galm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "galm" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "galm" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | galm | galms |
galm
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
galm |
gegalm |
volledig |
galm
- galmen
- «Dit was toe 'n ander tipe van orkaan wat teen die huis se mure (miskien die bure s'n ook) gegalm het.»
- Toen was het een ander soort orkaan die tegen de muren van het huis (en misschien ook van dat van de buren) galmde
- «Dit was toe 'n ander tipe van orkaan wat teen die huis se mure (miskien die bure s'n ook) gegalm het.»