Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fron·taal
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van front met het achtervoegsel -aal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen frontaal frontaler frontaalst
verbogen frontale frontalere frontaalste
partitief frontaals frontalers -

Bijvoeglijk naamwoord

frontaal

  1. met betrekking tot de voorkant van iets
    • Een spookrijder kwam om het leven bij een frontale botsing op de snelweg. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be