frequent
- fre·quent
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veelvuldig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | frequent | frequenter | frequentst |
verbogen | frequente | frequentere | frequentste |
partitief | frequents | frequenters | - |
frequent
- vaak voorkomend
- Het woord frequent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "frequent" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "frequent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
frequent | more frequent | most frequent |
frequent
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to frequent |
he/she/it | frequents |
verleden tijd | frequented |
voltooid deelwoord |
frequented |
onvoltooid deelwoord |
frequenting |
gebiedende wijs | frequent |
frequent