• fo·no·loog
enkelvoud meervoud
naamwoord fonoloog fonologen
verkleinwoord fonoloogje fonoloogjes

de fonoloogm

  1. (taalkunde), (beroep) een persoon die fonologie gestudeerd heeft
    • De fonoloog zal zo zijn lezing geven. 
72 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be