1. Een fonola als voorzetapparaat.
  • fo·no·la
enkelvoud meervoud
naamwoord fonola fonola's
verkleinwoord - -

de fonolav / m

  1. (muziek) (geschiedenis) toestel dat een op een rol vastgelegd muziekstuk automatisch afspeelt op een piano
    Oorspronkelijk ging het om een voorzetapparaat, later kwamen er ook ingebouwde varianten; al voor de Tweede Wereldoorlog maakte de opmars van de platenspeler een einde aan de populariteit van dit toestel.
    • Verder waren er in zijn ouderlijk huis twee piano's en een fonola, die door zijn moeder bespeeld werd. [4]
    • In de danszaal werden juist bij een fonola eenige passen geprobeerd; (…) [5]
    • Men heeft nu al automaten tot het vervaardigen van eenvoudige voorwerpen, voor moeren, tapeinden en condensordoppen; voor lucifers en sleutels, pennen, naalden, spelden en spijkers; automaten, die perronkaartjes, postzegels of chocolade uitreiken na inwerping van een geldstuk; automatische rekenmachines, autom. restaurants, de schrijfmachine is een automaat en in de fonola heeft men een automaat, die muziek maakt. [6]
12 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[7]