fonkeling
- fon·ke·ling
- Naamwoord van handeling van fonkelen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fonkeling | fonkelingen |
verkleinwoord |
de fonkeling v
- een kleine, kortdurende, herhalende, felle lichtreflectie met name bij sieraden, kroonluchters en ogen
- Bij het voorgerecht past een heerlijke Chardonnay (2016) van het wijnhuis Drostdy-Hof uit Zuid-Afrika. Deze lichtgele wijn met zijn geelgoude fonkeling is rond, romig en zacht van afdronk. [2]
- De keten noemt Kamprad een 'typisch Zweedse ondernemer: hardwerkend en koppig, maar warm en met een fonkeling in de ogen'. [3]
- ,,Die fonkeling in haar ogen toen het was gezet, dat was echt geweldig’’, gaat Marcel verder. ,,Ze was helemaal happy. Nou, daar doe je het voor.’’ [4]
- Het woord fonkeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fonkeling" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 26-01-17 Lezersmenu februari 2017: Kleinsman Eten & Drinken Enschede
- ↑ Tubantia Navin Bhagwat 28-01-18 Ikea-oprichter Ingvar Kamprad (91) overleden
- ↑ Tubantia Davine Lambert 02-03-18 Oma Truus op 90-jarige leeftijd aan de tattoos: 'Ik blijf een mafketel'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be