flaneur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fla·neur
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van flaneren met het achtervoegsel -eur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flaneur | flaneurs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de flaneur m
- elegante slenteraar of wandelaar
- ▸ Langs het uitgestrekte industrieterrein, Strijp S geheten, zingen borden dat hier straks niet meer wordt geschaft maar geluncht en dat arbeiders zullen plaatsmaken voor flaneurs. Die beweringen doen onwerkelijk aan voor wie de puinhopen en verlaten fabrieken vanuit de trein passeert.[1]
- ▸ De kilometerslange straat langs de Nieuwe Waterweg heet Boulevard Rozenburg. Wie bij zo’n weidse benaming denkt aan grand hotels, coutureboutiques en elegante flaneurs, komt hier niet helemaal aan zijn trekken.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord flaneur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flaneur" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Revolutie in Philips-wijk” (25/09/2009), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron Matt Dings“De laatste dagen van Rozenburg” (26/02/2010), HP de Tijd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be