fijfer
- fij·fer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fijfer | fijfers |
verkleinwoord | - | - |
de fijfer m
- (muziek) bepaald soort kleine dwarsfluit, vaak gebruikt bij tamboerkorpsen
- Behalve de viool, gitaar, fluit en trom worden ook draailier, musette, gamba en fijfer bespeeld. [5]
1. bepaald soort kleine dwarsfluit
- Het woord 'fijfer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ fijfer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ fijfer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Luister naar: Oude instrumenten" in: De Telegraaf jrg. 58 nr. 21221( 23 november 1955); p. 7 kol. 5; geraadpleegd 2016-08-11