fijfel
- fij·fel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fijfel | fijfels |
verkleinwoord | - | - |
- (muziek) bepaald soort kleine dwarsfluit, vaak gebruikt bij tamboerkorpsen
- Uit de deuren, achter de toeschouwers, dus dóór de zaal stroomt het kermisvolk toe: kinderen en gekken met fijfel en trom, gretige verliefden met rammelaars schijven en mirlitons, ouderlingen met triangel en harmonika, kreupelen en zieken op maat van tamboerlinen; papieren linten kruisen de zaal; fanfaremuziek weerklinkt. [3]
- (muziek) fluit (in het algemeen)
- E. is een engel, 't is er een van de velen,
F. is de fijfel, waarop hij mag spelen. [4]
- E. is een engel, 't is er een van de velen,
1. bepaald soort dwarsfluit
vervoeging van |
---|
fijfelen |
fijfel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijfelen
- Ik fijfel.
- gebiedende wijs van fijfelen
- Fijfel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fijfelen
- Fijfel je?
- Het woord fijfel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fijfel" herkend door:
4 % | van de Nederlanders; |
6 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ fijfel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "Teirlinck’s „Ik Dien”." in: Bataviaasch Nieuwsblad jrg. 40 nr. 106 (5 april 1924); p. 6 kol. 4; geraadpleegd 2016-08-11
- ↑ "Het Kerst-ABC" in: Jeugdpost jrg. 20 nr. 10 (december 1993) geplaatst (18 december 2008) op website: loschiavo-kidsstories.blogspot.com; geraadpleegd 2016-08-11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be