Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ferm
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans ferme, in de betekenis van ‘flink’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1815 [1] [2] [3]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ferm fermer fermst
verbogen ferme fermere fermste
partitief ferms fermers -

Bijvoeglijk naamwoord

ferm

  1. krachtig, kracht tonend
    • De partij neemt ferme standpunten in. 
    • Hij gaf hem een ferme klap op de schouder. 
     ‘Obama was een weifelende president, zelden een man van ferme beslissingen. Maar sommige voorstellen zijn uiteindelijk getorpedeerd door de regering-Trump.’[4]
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen


Pools

Zelfstandig naamwoord

ferm

  1. (scheikunde) fermium, Fm