Nederlands

Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • fan·ti·dron·go
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fantidrongo fantidrongo's
verkleinwoord fantidrongootje fantidrongootjes

Zelfstandig naamwoord

fantidrongo

  1. (zangvogels) Dicrurus atacus   een zangvogel uit de familie van de drongo's. Deze soort drongo wordt ook wel beschouwd als een ondersoort van de bosdrongo (D. modestus). De soort komt voor ivan Sierra Leone tot zuidwestelijk Nigeria
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie