fancy fair in de 19de eeuw
  • fan·cy fair
enkelvoud meervoud
naamwoord fancy fair fancy fairs
verkleinwoord

de fancy fairm

  1. markt gehouden voor een goed doel
    • Maar hij weet ook dat de veel Turkse Nederlanders in Feijenoord en Charlois nauwelijks contact hebben met ‘Nederlandse Nederlanders’. Veel wijkbewoners zijn in geen maanden aan de overkant van de Maas geweest. Dat geldt niet voor de jongeren. Maar ook zij zoeken vooral elkaar op en vinden het lastig om in contact te komen met niet-Turkse Nederlanders. De twintigers in het Cultureel Centrum hebben een fancy fair georganiseerd maar daar kwamen alleen Turkse Nederlanders op af. De jongen met de baard: „Hier in de wijk wonen heel weinig Nederlanders. Dus die kennen we niet goed. Toen ik nog op school zat had ik wel een paar Nederlandse vrienden, maar ik kwam nooit bij hen thuis.”[2] 
  2. markt met spelletjes voor kinderen waarbij de kinderen prijsjes, eten, drinken en snoepgoed kunnen winnen
    • Een groots opgezette vorm van een fancy fair wordt jaarlijks gehouden in de Rotterdamse Ahoy' onder de naam Jeugdvakantieland. 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sheila Kamerman 8 april 2017