familiegeschiedenis
- fa·mi·lie·ge·schie·de·nis
- samenstelling van familie zn en geschiedenis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | familiegeschiedenis | familiegeschiedenissen |
verkleinwoord | familiegeschiedenisje | familiegeschiedenisjes |
de familiegeschiedenis v
- (familie) verhaal waarbij de verschillende leden van een familie een rol spelen
- wat er vroeger in een familie gebeurd is
- [2] familieverleden
- Het woord familiegeschiedenis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.