Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·port·ge·richt
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen exportgericht exportgerichter exportgerichtst
verbogen exportgerichte exportgerichtere exportgerichtste
partitief exportgerichts exportgerichters -

Bijvoeglijk naamwoord

exportgericht

  1. (handel) met uitvoer als doel; toegespitst op de uitvoer
     De Duitse economie is sterk exportgericht en daardoor gevoelig voor ontwikkelingen in het buitenland, zoals de handelsoorlog tussen VS en China en de onzekerheid die de brexit met zich meebrengt. Ook nieuwe emissie-eisen voor de auto-industrie spelen de Duitsers, met hun grote autoconcerns, parten.[1]
     Waar die vooral te vinden zijn, is in de zorg- en welzijnsector, detailhandel, specialistische zakelijke dienstverlening. De exportgerichte sectoren daarentegen zoals industrie en logistiek en transport kunnen wel wat tegenwind verwachten. ,,Het betekent niet dat chauffeurs massaal ontslagen worden, maar dat er misschien bij één bedrijf geen tien maar acht vacatures zijn.”[2]


Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Duitse industrie blijft kwakkelen, vrees voor groei werkeloosheid” (Vrijdag 6 december 2019, 17:16), NOS
  2.   Weblink bron
    Laurens Kok & Natasja de Groot
    “CPB: Werkloosheid omhoog, koopkracht valt tegen” (19-06-2019), Tubantia