• even·wich·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen evenwichtig evenwichtiger evenwichtigst
verbogen evenwichtige evenwichtigere evenwichtigste
partitief evenwichtigs evenwichtigers -

evenwichtig

  1. in gelijke balans zijnd
    • Er was een evenwichtig dieet samengesteld dat ervoor zorgde dat alle vitaminen in voldoende mate binnenkwamen. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be