Nederlands

 
een auto-evenement
Uitspraak
Woordafbreking
  • eve·ne·ment
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebeurtenis’ voor het eerst aangetroffen in 1668 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord evenement evenementen
verkleinwoord evenementje evenementjes

Zelfstandig naamwoord

evenement o [3]

  1. (maatschappij) belangrijke gebeurtenis met een georganiseerd karakter
    • In de zomer zijn er veel evenementen in de open lucht. 
    • Evenementen worden vaak voor een groot publiek georganiseerd en zijn maar tijdelijk. 
    • Vooral dat aspect en de veiligheid benadrukt Foppen. „Dat wordt een steeds groter thema en is een unique selling point voor ons; we zitten op een oude militaire basis. Met die veiligheid zit het wel goed. En we hebben hier de schaalgrootte die nodig is voor zo’n evenement.” [4] 
     Over de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade is de laatste maanden vooral negatief geschreven. Werd bij aanvang gesproken over mogelijk twee miljoen betalende bezoekers, nu hoopt de organisatie dat de teller op de sluitingsdag op 680.000 staat. Het evenement heeft de gemeente bijna 85 miljoen euro gekost, ruim acht keer meer dan oorspronkelijk becijferd.[5]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen