• et·te·rig
  • afleiding van etter met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen etterig etteriger etterigst
verbogen etterige etterigere etterigste
partitief etterigs etterigers -

etterig [1]

  1. lijkend op etter, etter bevattend met name van wonden en zweren
  2. (figuurlijk) van een persoon of zijn gedrag dat het heel vervelend en hinderlijk is
97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]