escapisme
- es·ca·pis·me
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vluchtgedrag’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
- afgeleid van het Engelse escape met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | escapisme | - |
verkleinwoord | - | - |
het escapisme o
- (psychologie) de neiging om zich aan taken, verantwoordelijkheden en/of verplichtingen te onttrekken
- (psychologie) de neiging de alledaagse realiteit te ontvluchten, het verlangen naar ultieme vrijheid
1. de neiging om zich aan taken, verantwoordelijkheden en/of verplichtingen te onttrekken
2.de neiging de alledaagse realiteit te ontvluchten, het verlangen naar ultieme vrijheid
- Het woord escapisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "escapisme" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "escapisme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be