Anton Dreesman als eredoctor
  • ere·doc·tor
enkelvoud meervoud
naamwoord eredoctor eredoctors
eredoctoren
verkleinwoord

de eredoctorm

  1. een persoon die de doctorstitel uitgereikt krijgt op basis van een verdienste
    • Een van de kanshebbers is de Amerikaan Lewis C. Cantley. Hij ontdekte dat een bepaald stofje, PI-3-kinase, een rol speelt bij de groei van tumoren. De Brit Karl J. Friston, eredoctor aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, zou kunnen winnen voor zijn baanbrekende werk aan hersenscans. [2] 
    • In 2005 kreeg hij de Libris Literatuurprijs voor Specht en Zoon. Otten is eredoctor van de Universiteit van Utrecht. [3] 
    • Sir James Frazer Stoddart, een Britse eredoctor van Universiteit Twente, heeft samen met Nederlander Ben Feringa en Fransman Jean-Pierre Sauvage de Nobelrpijs voor Scheikunde gewonnen. Het trio doet onderzoek naar moleculaire motoren. [4] 
84 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]